Als vertrouwenspersoon spreek ik natuurlijk nogal wat medewerkers die een heftige gebeurtenis achter de rug hebben. Dat kan een incidentele gebeurtenis zijn maar ook iets wat al langer speelt. Om van die laatste categorie een paar voorbeelden te geven: Een medewerkster voelt zich al enkele maanden slachtoffer van pestgedrag door leidinggevende die op subtiele wijze haar plezier in haar werk ontneemt. Een andere medewerkster is slachtoffer van seksuele intimidatie door een collega en loopt hier al maanden mee rond maar durft het niet aan te kaarten. Weer een andere medewerker wordt plotseling onterecht beschuldigd van seksuele intimidatie van een minderjarige en is tijdens het onderzoek geschorst. Dit zijn stuk voor stuk ingrijpende kwesties voor zowel het slachtoffer maar ook voor de vermeende dader en in sommige gevallen voor een hele organisatie.
Daarnaast komen er ook medewerkers bij me die, op het oog, minder ingrijpende zaken melden zoals incidentele intimidatie door een directe collega of bijvoorbeeld een plotselinge vertrouwensbreuk met een leidinggevende.

Wat al deze zaken kenmerkt is dat er vaak een heel scala aan emoties langs komt: Een melder is boos op een collega die vertrouwd werd en dat vertrouwen helaas beschaamd heeft. Of een melder is verdrietig omdat de situatie doet denken aan vroeger waar zoiets al eens eerder is gebeurd. Het kan ook zijn dat een melder verontwaardigd is omdat de persoonlijke integriteit werd aangetast. Of misschien is een melder bang voor de eventuele consequenties om het ongewenste gedrag aan te kaarten. Raak ik mijn baan niet kwijt als ik er iets mee doe? Nogal wat melders voelen bovendien schaamte dat hen dit moet overkomen en dat ze nu met een vertrouwenspersoon in gesprek zijn.
En om het ingewikkelder te maken komt het vaak voor dat melders onderhevig zijn aan meerdere emoties tegelijk: men is én boos én verdrietig én schaamt zich ook nog eens. Hoe krijg je die emoties op een zorgvuldige wijze boven tafel? Het vraagt bovendien niet alleen van een vertrouwenspersoon dat die om kan gaan met de emoties van de ander maar ook dat die de eigen emoties kan hanteren op een wijze die ondersteunend is aan het proces van de melder. Empathie is goed maar het helpt een melder in de regel niet als de vertrouwenspersoon zelf regelmatig naar de tissues moet grijpen….

Bij het bespreekbaar maken van emoties in gespreksvoering met slachtoffers van ongewenst gedrag pleit ik voor meer lichaamsgerichte interventies. Dat klinkt in deze context aanvankelijk misschien wat vreemd maar ik ben van mening dat er teveel wordt gesproken over emoties in plaats dat er contact wordt gemaakt met emoties. Terwijl daar naar mijn stellige overtuiging toch vaak (een deel van) de oplossing zit. En aangezien emoties vaak in het lijf zitten, kun je het als vertrouwenspersoon daar dus ook met een melder over hebben. Met behulp van bepaalde lichaamsgerichte interventies kun je de melder uitnodigen om meer in contact te komen met zijn emoties. Hoe ziet zoiets er in de praktijk uit?

De meeste vertrouwenspersonen zullen het met me eens zijn dat aandacht voor emoties tijdens gespreksvoering met slachtoffers van ongewenst gedrag van groot belang is. Als de emoties niet zijn benoemd, als er te weinig contact is gemaakt met waar het de melder om gaat, kom je als vertrouwenspersoon en als melder niet verder in het gesprek. Het gesprek aan gaan over emoties kan je onder andere doen door:

  1. Rechtstreeks naar emoties te vragen:
    -Wat doet de situatie met je?
    -Word je hier verdrietig van of is het iets anders?
    -Wat heeft de hele situatie voor effect op je?
  2. Door te benoemen wat je denkt te zien of te voelen bij de melder:
    -Ik zie een bepaalde onrust bij je. Klopt dat?
    -Ik zie dat het iets met je doet. Kun je daar iets over zeggen?
    -Klopt het als ik zie dat het je erg geraakt heeft?
    -als ik jouw reactie nu hoor, is de boosheid over wat er gebeurd is nog niet weg, klopt dat?

Vaak blijft het hier echter bij. De melder beaamt vervolgens dat hij boos is, waar dat door komt, dat die ene leidinggevende of die ene collega toch ver buiten zijn boekje is gegaan, etc. Maar door het in dit geval te snel over de oorzaken te hebben, gaat de melder ook direct weer weg van de emotie zelf. De melder gaat in zijn hoofd zitten.

Wat kun je doen om de klager in contact te brengen of te houden met zijn lijf en met de daar aanwezige emoties? Dat kun je onder andere doen door te vragen wat er in iemands lijf gebeurt of door te vragen naar waar een emotie zich bevindt. Of door te vragen hoe een emotie eruit ziet. Of zelfs door met een emotie (of het lichaamsdeel waar die emotie zich bevindt) in gesprek te gaan. Een tweetal  (noodzakelijkerwijs korte) voorbeelden hiervan:

VP:        ‘’Je vertelde me net dat je een enorme boosheid voelt naar de collega die je dit heeft aangedaan. Waar in je lijf/lichaam voel je die boosheid?’
M:         ‘Nou die zit duidelijk in mijn borstgebied en rond mijn keel. Het lijkt soms wel alsof het me verstikt.’
VP:        ‘Verstikt?’
M:         ‘Alsof ik een enorme brok in mijn keel heb.’
VP:        ‘Wat wil die brok in je keel je zeggen?’
M:         (Wordt stil en begint vervolgens zachtjes te huilen) ‘Ik merk dat ik gewoon enorm verdrietig ben over wat er gebeurd is.’

Het effect van een dergelijk gesprek is dat de melder contact kan maken met het gevoel dat achter de boosheid zit en daardoor ook niet meer in de boosheid hoeft te blijven ‘hangen’. De kans is aanwezig dat die boosheid hier namelijk fungeert als afleiding om bij de daadwerkelijk pijn (=het verdriet) weg te blijven.

Een ander voorbeeld.
In het gesprek met een melder valt het de vertrouwenspersoon op dat deze melder nogal krampachtig in zijn handen zit te wrijven c.q. te knijpen.

VP:        ‘Ik zie dat je handen je meer te zeggen lijken te hebben. Ze zijn voortdurend in beweging. Wat zeggen die handen je?’
M:         ‘Goh, daar was ik me niet eens van bewust. Ik weet het niet goed….’
VP:        ‘En als je handen konden spreken, wat zouden ze dan zeggen?’
M:         ‘haha, nou dat ik me onrustig, ongemakkelijk voel’ (schuift wat ongemakkelijk heen en weer op de stoel)
VP:        ‘Ongemakkelijk?’
M:         ‘Ja, ik had nooit verwacht hier met jou een gesprek over te moeten voeren.’
VP:        ‘Vertel daar eens iets meer over..’
M:         ‘Nou ik schaam me eigenlijk wel een beetje dat ik in deze situatie terecht gekomen ben.’
VP:        ‘Je zegt dat je je schaamt. Ja, dat is ook wel een normale reactie, hoor.   En waar voel je die schaamte in je lichaam?’
M:         ‘Weer al zo’n lastige vraag….dan zit dat toch in mijn buik. Ja, ik voel het in mijn buik.’
VP:        ‘En hoe ziet die schaamte eruit? Is dat iets groots, kleins, rond, vierkant, welke kleur heeft het?’

De melder wordt stil terwijl ze contact probeert te maken met het gevoel van schaamte. In dat proces verschijnen er tranen.
VP:         ‘Wat gebeurt er nu?’
M:          ‘Ik merk nu dat ik ook bang ben voor wat er gaat gebeuren.’

Deze twee voorbeelden laten zien dat het lichaam als ingang voor het gesprek over de emoties van een melder de mogelijkheid biedt om snel bij een diepere laag te komen. De melder (en de vertrouwenspersoon!) krijgt hierdoor ook meer zicht op waar het voor hem werkelijk over gaat. Dit komt volgens mij het verdere proces ten goede.

Afstemmen en verwachtingen
Nu is het zo dat niet iedere melder zo maar verwacht dat een vertrouwenspersoon dit soort gesprekken zal gaan voeren. Je zult als vertrouwenspersoon in de eerste plaats bij jezelf dienen na te gaan of je je voldoende prettig voelt bij dit soort interventies. Past dit bij jou?Ook zul je als vertrouwenspersoon moeten afstemmen op de melder waar het gaat om bijvoorbeeld het taalgebruik.
Je kunt overigens veel verwarring kunnen voorkomen door je werkwijze, indien mogelijk, bij aanvang te bespreken. Je managet de verwachtingen zodanig dat je de melder dit soort vragen kunt stellen. Voorbeeld:“In dit gesprek gaan we ook kijken naar wat je is overkomen. Dat heeft voor ongetwijfeld voor bepaalde emoties gezorgd en ik zal daar ook een aantal vragen over stellen. Dat is niet altijd prettig maar wel van belang om hier verder mee te kunnen. Is dat wat jou betreft in orde?”

Samenvatting
In het bovenstaande heb ik betoogd dat er grote mogelijkheden liggen om een melder vooruit te helpen als je als vertrouwenspersoon beter in staat bent het gesprek aan te gaan over de emoties die een heftige gebeurtenis bij de melder heeft opgeroepen. Want in de emoties ligt vaak (een deel van) de oplossing opgeslagen. Het toepassen van meer lichaamsgerichte interventies tijdens de gespreksvoering kan hierbij helpen. Als een melder meer contact kan maken met zijn emotie, en daar ook helderder over kan praten, dan zal een (vervolg) gesprek over een heftige situatie mogelijk ook makkelijker verlopen.
Als een melder bijvoorbeeld vanuit het contact met zijn verdriet het gesprek kan aangaan met de leidinggevende die zijn integriteit heeft aangetast, dan is er een grotere kans dat een dergelijk gesprek een betere afloop heeft dan wanneer een melder door zijn emotie wordt ‘geregeerd’.

Anton de Leeuw

Wilt u zelf vertrouwenspersoon worden? Volg dan onze vertrouwenspersoon opleiding!