#MeToo als het stof wat is neergedwarreld en het nut en noodzaak van een vertrouwenspersonen

05/12/2017 - CVP-plus

De afgelopen maanden viel de ene na de andere beroemdheid van zijn voetstuk en buitelden columnisten, opiniemakers en andere journalisten over elkaar heen om iets zinnigs te zeggen over #MeToo en seksuele intimidatie op de werkvloer. De affaire heeft ook Nederland niet ongemoeid gelaten.
Bij dit alles zien we een patroon dat voor mij als vertrouwenspersoon maar al te bekend is. Een klaagster komt ten einde raad naar buiten met haar verhaal, media duiken er boven op  en voor je het weet spelen zich allerlei dynamieken af die niet meer te beheersen zijn. Het is maar zeer de vraag in wiens voordeel dat is. En het is ook maar de vraag wat we hier met zijn allen eigenlijk van leren.

Het staat buiten kijf dat er iets gedaan moet worden tegen seksuele intimidatie. Zie daarvoor ook de percentages verderop in dit artikel. Maar in zekere zin wordt nu het principe van de schandpaal gebruikt terwijl er naar mijn idee andere middelen onbenut blijven. Ik vraag me bovendien sterk af of dit alles slachtoffers van seksuele intimidatie op de lange termijn gaat helpen. Het toont mijns inziens des te meer aan slachtoffers binnen hun organisatie nergens terecht kunnen met hun verhaal. En dat vertrouwenspersonen met een stevige positie binnen organisaties dus hard nodig zijn.

Natuurlijk genereert #MeToo momenteel veel aandacht voor het onderwerp. Mogelijk dat dit voor verandering kan zorgen in de wijze waarop tot nu toe met seksuele intimidatie wordt omgegaan. Ik vrees echter dat er zal gebeuren wat ook eerder gebeurd is. Er komt ander, op zeker moment belangrijker nieuws op de voorpagina’s en de ophef over dit onderwerp zal weer langzaam wegebben. En ik schrijf dit vanzelfsprekend niet omdat ik hoop dat dit gebeurt maar omdat ik vrees dat dit zal gebeuren. In feite zie je het nu al gebeuren.
Er zit daarbij ook iets dubbels, iets tegenstrijdigs in de door #MeToo gegenereerde aandacht voor de slachtoffers van seksuele intimidatie, tenminste als het om Nederland gaat. En zodra mensen zich in het algemeen geconfronteerd zien met hun eigen tegenstrijdigheid is de neiging om weg te gaan van dat ongemak, bijvoorbeeld door ‘quick fixes’, zoals iemand ontslaan en te doen alsof daarmee het probleem is opgelost. En we weten met zijn allen dat dit niet het geval is.

Waarom vind ik de huidige aandacht voor dit onderwerp dubbel?
Al jaren blijkt uit onderzoek dat seksuele intimidatie op de werkvloer een groot probleem is. TNO doet al sinds 2005 onderzoek naar ongewenst gedrag op de werkvloer en steevast komt hieruit naar voren dat rond de 5% van de werknemers in Nederland last heeft van seksuele intimidatie door externen (dus klanten, passagiers, patiënten etc.) terwijl zo’n 2% last zegt te hebben van intern seksueel ongewenst gedrag (leidinggevenden en collega’s). Als we dit splitsen naar geslacht komt echter het volgende beeld naar voren:
Maar liefst 9,3% van de vrouwelijke werknemers zegt last te hebben van seksueel ongewenst gedrag van externen en 3,7 % geeft aan last te hebben van leidinggevende en collega’s. Samen betekent dit dat zo’n 13 % van de vrouwen last heeft van seksueel ongewenst gedrag (bron: Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden 2016 (TNO/CBS).

Tegelijk zijn dit soort percentages kennelijk al jaren lang niet voldoende zorgwekkend geweest om voldoende aandacht te genereren en aan te zetten tot maatregelen. Je kunt ook denken: blijkbaar zijn er beroemdheden voor nodig om de aandacht van de media en politici te trekken voor iets wat voor slachtoffers zo traumatisch en ontregelend kan zijn.

Het zure van dat laatste is, dat er ook een andere kant is. Die andere kant wordt gevormd door alledaagse (met name) vrouwen in alledaagse functies in alledaagse bedrijven en organisaties. Zij komen 9 van de 10 keer niet in de krant als ze seksuele intimidatie aan de kaak willen stellen. Zij blijven waarschijnlijk nog steeds te maken krijgen met ongeloof en onbegrip en hufterig gedrag van (voornamelijk) mannen in machtsposities die denken te kunnen blijven doen wat ze doen. Ik bedoel, probeer maar eens als medewerkster je directeur aan te klagen als die, uit het zicht van anderen, aan je billen of borsten heeft gezeten. Helpt het dan als je als weet dat Alyssa Milano en al die anderen de krant gehaald hebben? Ik denk uiteindelijk van niet. En ik denk in het algemeen dat het aan de grote klok hangen van dit soort kwesties vaker meer verliezers oplevert dan winnaars. Een tekenend  voorbeeld vind ik in dit verband het verhaal van Jelle Brandt Corstius. Zijn vermeende verkrachter begint een rechtszaak wegens smaad en/of laster en Brandt Corstius blijft blijkbaar niets anders over dan ook maar een rechtszaak aan te spannen. De uitkomst laat zich raden. De boodschap naar (toekomstige) slachtoffers is ook helder: “Als ik aangifte doe loop ik ook nog het risico op een rechtszaak wegens laster of smaad.” Wat is de winst?

Het nut en de noodzaak van een vertrouwenspersoon
In de #MeToo-affaire zoals ik het maar even noem, wordt hier en daar de rol van vertrouwenspersonen sporadisch genoemd. Onbekend maakt onbemind denk ik wel eens en de meerderheid van de Nederlanders zal ook nauwelijks een helder beeld hebben van de werkzaamheden van een vertrouwenspersoon. Logisch ook want in ons werk draait het om vertrouwen en geheimhouding. Maar wat doet een vertrouwenspersoon eigenlijk in kwesties rondom ongewenst gedrag zoals seksuele intimidatie? En waarom denk ik dat een sterkere positie van een vertrouwenspersoon binnen organisaties toekomstige slachtoffers meer gaat helpen dan “naming and shaming”?

Allereerst is een vertrouwenspersoon voor een slachtoffer vaak de enige plek binnen een organisatie waar iemand met zijn of haar verhaal terecht kan zonder dat iemand ermee “aan de haal gaat”. Een vertrouwenspersoon luistert naar je verhaal zonder oordeel behalve dan dat een slachtoffer bevestigd krijgt dat het door hem of haar beschreven gedrag niet door de beugel kan. Dit alleen al kan een enorm ondersteunend effect hebben. Een slachtoffer loopt immers vaak (soms al lange tijd) rond met gevoelens van bijvoorbeeld  schaamte, schuld en angst en kan deze gevoelens lang niet altijd delen met collega’s. Voor sommige slachtoffers is die schaamte, schuld en angst zelfs te groot om hun verhaal met het thuisfront te delen. Hoe eenzaam kun je je dan voelen? Slachtoffer zijn van ongewenst gedrag leidt daardoor niet zelden ook nog eens tot (een gevoel van) uitsluiting binnen de eigen organisatie.

In de tweede plaats is een vertrouwenspersoon vanuit zijn afstand en onafhankelijkheid, zijn kennis van mogelijkheden en procedures, veel beter in staat om te bedenken wat een voor het slachtoffer verstandige en effectieve vervolgstap kan zijn. Waar is een slachtoffer het meeste mee geholpen? Het is immers lang niet altijd in het voordeel van een slachtoffer van seksuele intimidatie om (te snel) de openbaarheid te zoeken. Vanuit emotie reageren is begrijpelijk en tegelijk lang niet altijd functioneel. Een vertrouwenspersoon kan een slachtoffer helpen die emoties iets meer te reguleren en stappen te zetten die wel functioneel zijn.
In sommige gevallen is het bijvoorbeeld slimmer om een gesprek met een leidinggevende aan te gaan, eventueel samen met een vertrouwenspersoon, in andere gevallen is een gang naar een klachtencommissie een betere mogelijkheid of in zijn uiterste consequentie een gang naar de rechter. Iedere situatie is anders dus vraagt ook om een andere aanpak.

De grootste kracht van een vertrouwenspersoon ligt wat mij betreft dan ook in het binnen de organisatie aankaarten en oplossen van ongewenst gedrag in het algemeen en seksuele intimidatie in het bijzonder. Wat doet een vertrouwenspersoon nou precies? Dit is een veelgestelde vraag bij ons. Naast in de eerste plaats het slachtoffer, is ook een organisatie er immers meestal niet bij gebaat als seksuele intimidatie de “organisatie uit loopt” en een eigen leven gaat leven in kranten of op social media. Een vertrouwenspersoon heeft daarbij ook een belangrijke adviserende taak richting de leiding van een organisatie waar het gaat om het vergroten van de sociale veiligheid. Als er geen plek is binnen een organisatie waar slachtoffers terecht kunnen en ze zich genoodzaakt voelen om de media op zoeken, raakt een gesprek over wat er eventueel anders zou kunnen of moeten veelal uit zicht. En dat is echt een gemiste kans.

Het is inmiddels genoegzaam bekend dat ongewenst gedrag waaronder seksuele intimidatie, vaker voorkomt in organisaties waarin geen beleid is tegen dat ongewenst gedrag. Een goed opgeleide vertrouwenspersoon kan het management ook adviseren bij het opstellen van beleid en bij het implementeren ervan.

Ten slotte zit er ook nog een ethische kant aan de hele #MeToo-affaire. Wij hebben met zijn allen afgesproken dat we gedrag wat niet door de beugel kant laten toetsen op strafbaarheid door de rechter en niet door “het volk”. Het principe van de schandpaal vergroot het gevoel van veiligheid binnen organisaties niet maar verkleind die mijns inziens.